Terwijl ik in stilte aan het werk ben, hoor ik op de achtergrond slechts één geluid: het gestage tikken van de klok. Tik, tak, tik, tak, tik, tak. Ongestoord tikt de klok verder, de hele dag door. Meestal hoor ik ‘em niet eens – pas als er geen andere geluiden zijn die dat getik overstemmen, valt het me op dat die klok tikt. Pas als ikzelf echt stil en rustig wordt, kan ik het horen.
Sommige mensen kunnen de stilte niet goed verdragen – worden zenuwachtig van dat getik van die klok. Misschien heb jij dat ook wel – de behoefte, de neiging om de stilte te doorbreken, door de radio of de tv aan te zetten. Om iets of iemand te horen. Omdat de stilte te alleen aanvoelt. Omdat de stilte benauwend aanvoelt.
Misschien heb je juist het tegenovergestelde – het verlangen naar een moment van stilte. Omdat je de hele dag door geluid hoort, kinderen die om je aandacht vragen, mensen die iets van je nodig hebben, drukte en gedoe. Misschien smacht je naar een paar minuten stilte in je dag.
Maar wat is dat nou, stilte? Eigenlijk is het niet-iets. Het is de afwezigheid van iets. De afwezigheid van drukte, de afwezigheid van geluid. En in de juiste mate – niet te veel, en niet te weinig – is het heel heilzaam. De stilte als daar waar tijd, waar ruimte, waar rust is – waar ontvankelijkheid is voor datgene wat de dagelijkse dingen overstijgt. Omdat die alledaagse dingen ons even niet afleiden. Omdat het geluid onze aandacht even niet wegtrekt.
Soms moet je het even uithouden in de stilte, in het ongemak, voordat die ruimte ontstaat. Maar als dat gebeurt, ontdek je misschien wel iets bijzonders: dat je in de stilte God ontmoet. Dat je Hem kunt horen, wat Hij je te zeggen heeft, over wat ten diepste mooi en belangrijk en waardevol is in je leven. Dat het goed en veilig is om bij Hem te zijn. Dat je er gewoon mag zijn. Dat geeft nieuwe kracht, om de drukte én de stilte in je leven aan te gaan.